Perfectionisme is volgens het woordenboek ‘streven naar volmaaktheid bij het uitvoeren van een taak.’ Dat klinkt als een goede eigenschap voor een arts – maar dat is een misvatting, stelt psychologe Liesbet Boone. Zij schreef het boek Niet perfect, toch tevreden over de valkuilen van perfectionisme.
Een eerste misvatting die Liesbet Boone (doctor in de psychologie en medeoprichter van Conundrum) uit de weg wil ruimen: perfectionisme is geen karaktertrek of eigenschap. “Perfectionisme is een vorm van gedrag, en heel vaak is het aangeleerd gedrag. Je legt de lat hoog voor jezelf, je doet heel hard je best en je bereidt je minutieus voor. Maar in wezen is dat een manier om je te beschermen tegen onaangename gedachten of gevoelens zoals schuldgevoel, schaamte en angst. Je wil vermijden dat je fouten maakt waarover je je slecht voelt. Je probeert te voldoen aan wat mensen van je verwachten, zodat je je niet schuldig voelt omdat je hen teleurstelt. Ik vergelijk perfectionisme met een harde kastanjebolster die de vrucht beschermt. Het nadeel is dat die vrucht afgezonderd is van de buitenwereld.”
De bolster van het perfectionisme doet mensen uit het oog verliezen waarom ze het eigenlijk doen, zegt Boone die als psychologe en leiderschapscoach al meer dan tien jaar docenten, leidinggevenden, teams en medewerkers begeleidt vanuit een evidence-based kader. “Als je sterk vanuit het perfectionisme presteert, verlies je vaak je eigen purpose uit het oog. Je verliest je passie en je plezier in wat je doet, doordat je zo hard gefocust bent op het resultaat. Je wil absoluut geen fouten maken, en je zal achteraf piekeren of je wel alles goed gedaan hebt. Zeker bij artsen kan dat veel druk zetten, omdat de implicaties van een fout groot kunnen zijn. Artsen denken soms ook dat patiënten verwachten dat ze perfect zijn.”
Niet perfect maar optimaal
Als alternatief voor perfectionisme pleit Boone voor optimalisme. “Dat is een mindset waarbij je vertrekt vanuit vertrouwen in jezelf en je vaardigheden, in plaats vanuit de drang om jezelf te bewijzen en de angst om fouten te maken. Het vertrekpunt is je purpose waarin je jezelf kunt ankeren: wat wil je eigenlijk doen, wat geeft je voldoening? Optimalisme is een fundamenteel andere manier van naar de dingen te kijken. Het geeft je ook veel meer voldoening en doet je beter presteren.”
De boodschap van optimalisme is zeker niet dat je de lat lager moet leggen, benadrukt Boone. “Uiteraard wil je de best mogelijke zorg voor de patiënt. Het verschil is dat je bij perfectionisme handelt vanuit angst om te falen of om niet te voldoen aan het beeld dat je van jezelf hebt, terwijl je bij optimalisme vertrekt van meer realistische verwachtingen. Je bent een mens, en mensen maken fouten, dat is de realiteit. En uiteraard doe je alles wat je kan om fouten te voorkomen. Als je dan toch een fout maakt, dan vind je dat even pijnlijk en voel je je schuldig, maar je vervalt niet zo sterk in zelfverwijten en je voelt je daardoor niet meteen een onbekwame arts.”
Optimalisme als cultuur
Optimalisme is ook een inspiratiebron voor de cultuur in de werkomgeving en opleidingen, zegt Boone. “Het is belangrijk dat mensen hun eigen grenzen kennen en kunnen aangeven wanneer ze iets niet weten of kunnen. Die kwetsbaarheid toelaten is belangrijk om een veilige leer- en werkomgeving te creëren. Ik zag ooit een verpleegkundige in opleiding die er nog niet in slaagde een infuus te steken. Ze bleef maar proberen, en besefte achteraf dat ze de patiënt daarmee onnodig leed had berokkend. Ze wou dat ze toen open gecommuniceerd had over haar onzekerheid en de stagebegeleider om hulp had kunnen vragen. Dat geldt ook voor artsen: als ik op de operatietafel lig, heb ik liever een chirurg die bij een onverwachte verwikkeling de hulp van een collega inroept dan een chirurg die vindt dat hij het allemaal zelf moet oplossen.”
Willen, durven en doen
Boone leert mensen een driestapsproces om met perfectionisme om te gaan. “Het gaat in een concrete situatie steeds om willen, durven en doen. Stel dat je als arts ’s avonds klaarstaat om naar een feestje te gaan, en een patiënt belt met een ernstig probleem. Als arts haal je voldoening uit zorgen voor mensen, en dat is goed. Maar het kan problematisch worden wanneer je daardoor jezelf uit het oog verliest en geen tijd meer hebt voor jezelf. Het is belangrijk om je af te vragen wat je eigenlijk wil, waar jouw echte behoeften en verlangens liggen, en om daar voldoende ruimte aan te geven. En het kan zijn dat je dat avondje voor jezelf echt wil.”
“De tweede stap is dan die wensen en behoeften te uiten, en om te gaan met de gevoelens en gedachten — zoals ‘dan ben ik een slechte arts' — die dat met zich meebrengt. Voor een arts die perfect wil lijken, kan het moeilijk zijn om die patiënt te vertellen dat je op dat moment niet beschikbaar bent. Het afwegen van de behoeften van de patiënt en jouw eigen behoeften is een lastige beslissing. Niet op zijn minst omdat schuldgevoelens of een gevoel van verantwoordelijkheid de kop kunnen opsteken. Het is belangrijk dat je die gevoelens erkent en accepteert, en je je er niet volledig door laat overmannen. Je gevoel benoemen (‘daar is mijn schuldgevoel weer’) kan helpen om er afstand van te nemen en naar de derde stap te gaan: het doen, het daadwerkelijk uitvoeren van de beslissing die je hebt genomen. Het kan helpen om kleine stappen te zetten, bijvoorbeeld door tegen de patiënt te zeggen dat je op dat moment niet beschikbaar bent, maar meteen door te verwijzen naar de huisartsenwachtpost. Op die manier blijf je zorgzaam voor je patiënt, terwijl je ook je eigen grenzen en behoeften respecteert en beschermt.”
Generatieverschillen
Boone merkt ook op dat de jongere generatie zorgverleners anders denkt over dit thema. “Ik zie soms een spanning tussen de oudere generatie artsen, voor wie hun werk iets vaker hun leven is, en de jongere generatie, die meer aandacht heeft voor zelfzorg en naast hun werk ook andere dingen wil doen. Hoewel de lat voor hen even hoog ligt, vullen ze hun purpose anders in. Dat botst soms met de oudere generatie, die verwacht dat de jongere generatie net zo hard werkt als zijzelf deden. Helaas voor de jonge artsen blijft de workload in ziekenhuizen dezelfde en moeten er nog steeds evenveel patiënten worden gezien. Dat zorgt voor een probleem omdat de verwachtingen van de jongeren en de realiteit niet overeenkomen. Het is belangrijk om ons af te vragen hoe we daarmee willen omgaan als we willen dat jonge artsen niet afhaken.”
Dit artikel is verschenen in Artsenkrant van 11 mei 2023.
Liesbet Boone. Niet perfect, toch tevreden, Pelckmans, 2023, 238 blz.
Comentarios